Verenigde Oostindische Compagnie
De Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden was rond 1700 één van de machtigste landen
ter wereld. Dit uitte zich onder andere in een permanente
aanwezigheid op de wereldzeeën. Oorlogs- en
koopvaardijschepen voeren naar de Oost en de West. Het
meest tot de verbeelding spreken de reizen naar Azië:
het idee dat men een maandenlange reis ondernam in kleine
houten zeilschepen, is voor de meeste mensen iets
avontuurlijks. Een groot deel van de bemanning van die
schepen zag de Republiek nooit meer terug. Een deel
stierf onderweg, terwijl anderen hun geluk zochten in de
verre en rijke gebieden. De handel met Azië was in
handen van de Verenigde Oostindische Compagnie, die via
een monopolie-positie de vaart op de Oost controleerde.
De VOC had van de Staten-Generaal verregaande
bevoegdheden gekregen en vertegenwoordigde in de praktijk
het Nederlandse gezag in de Oost. De Compagnie had een
bijzondere structuur in Azië. Daar bestond het uit één
centraal geleide onderneming, waarvan het bestuur in
Batavia resideerde. In de Republiek daarentegen, bestond
de Compagnie uit zes min of meer onafhankelijke
bedrijven, kamers genoemd. |
In de steden waar voorcompagnieën bestonden of in oprichting waren kwamen nu kamers van de Verenigde Oostindische Compagnie. Het betrof Amsterdam, Zeeland (Middelburg), Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen. De bewindhebbers van de voorcompagnieën werden de eerste bewindhebbers van de VOC. In 1602 waren dit er 72 en later 69. De verdeling van de bewindhebbersposten zegt wat over de belangrijkheid van de verschillende kamers. De kamer Amsterdam zou voortaan twintig bewindhebbers tellen, die van Zeeland twaalf en de andere kamers (Rotterdam, Delft, Enkhuizen en Hoorn; zie de afbeelding van de bewindvoerders van de Kamer Hoorn) elk zeven. |
Burgemeesters van de betrokken steden mochten de nieuwe bewindhebbers voordragen. Op deze manier was de functie van bewindhebber verbonden met de regentenoligarchie. Probleem bij deze verbondenheid was dat er minder vaak echte kooplieden bewindhebber werden. De personen met de hoogste bestuursfuncties binnen de VOC waren steeds vaken mensen met weinig handelskennis. Het centrale beleid werd bepaald door de Vergadering der Heeren XVII. In deze vergadering hadden acht Amsterdamse bewindhebbers zitting, vier Zeeuwse en één uit elk der kleinere kamers afgevaardigd. Hoewel er een centraal bestuur bestond hadden de kamers een grote mate van zelfstandigheid. Zij bepaalden hoeveel schepen zij uitreedden en wat de handelswaar was. Daarbij bouwden zij in eigen beheer hun schepen en bemanden zij deze via hun eigen wervingskantoren. Tevens financierden zij hun ondernemingen en hielden eigen veilingen. |
Het aanvangskapitaal van de VOC werd verkregen door middel van de uitgifte van aandelen. Dit oorspronkelijk kapitaal bedroeg ruim 6,4 miljoen gulden. De eerste dividend-uitkering diende plaats te vinden zodra 5% van het oorspronkelijk kapitaal in kas was. Er zouden volgens het octrooi twee tienjaarlijkse rekeningen plaatsvinden, lopend tot 1612 en 1622 waarna telkens liquidatie (=verdeling van de winst) zou volgen. De dividend-uitkering vond niet plaats, evenmin als de eerste liquidatie van 1612. De aandeelhouders hadden in deze gang van zaken niets te vertellen. De Compagnie had alleen goedkeuring nodig van de Staten-Generaal. Pas vanaf 1630 gaat de VOC jaarlijks dividend uitkeren. |
FrancoisValentijn (1666-1727) Batavia in 't Verschiet. Amsterdam 1726 |
Snel kregen de Hollandse kooplieden op de specerijeneilanden zoals Ambon, Banda, Borneo, Java en Sumatra veel invloed. Het streven van de Compagnie was echter om het monopolie op de handel in specerijen in handen te krijgen. Om dit zo efficient mogelijk te doen werd er in Azie een centrale leiding ingesteld, een GouverneurGeneraal, bijgestaan door een raad van ministers. Verder wilde men een rendez-vous hebben voor de schepen in de Oost, als stapelplaats voor de goederen en als zetel van het centrale bestuur. De Compagnie wilde haar gebouwen en pakhuizen op eigen grond en onder eigen jurisdictie brengen. Daarbij moest de plaats strategisch gunstig liggen, zoals bij Straat Soenda of Straat Malakka. |
Nog
een eis was de goede bereikbaarheid gedurende het hele
jaar, dit in verband met de halfjaarlijkse wisselende
passaten. |
Het verkrijgen van
het monopolie van de handel in specerijen was belangrijk.
Steeds hadden de kooplieden geprobeerd met de bewoners
van de specerij-eilanden via verdragen de leverantie aan
anderen uit te sluiten. Hoewel dit vaak lukte werden deze
verdragen voortdurend ontdoken. Enerzijds werd dit
veroorzaakt door het feit dat de VOC niet naar behoren
betaalde voor de specerijen, anderzijds waren er in de de
Indonesische archipel vele concurrenten uit op
specerijen. Als eerste eillandengroep die door de VOC aan
het monopolie werden onderworpen waren de Banda-eilanden,
waar Coen de bevolking in 1621 strafte voor het niet
nakomen van het verdrag dat met de VOC was gesloten. Een
groot deel van de bevolking kwam om, de rest werd
gedeporteerd. Ook Ambon werd onder gezag van de VOC
gesteld (1655). In overige gebieden van de Archipel was
de VOC minder sterk als macht aanwezig. Zo lukte het
nooit om het monopolie voor peper te verkrijgen, omdat er
teveel peperproducerende landen waren. |
In 1780 brak de Vierde Engelse oorlog uit. Deze oorlog zou de VOC de genadeklap toebrengen. Negapatnam, dat aan de kust van Coromandel lag, ging definitief verloren aan Engeland. Het afgesloten boekjaar 1781 gaf nog een normaal bedrag aan verkoopresultaten te zien. Doch in 1783 stond de Compagnie er zeer zwak voor. Engeland verkreeg vrije vaart in de "Oosterse zeeën", waardoor de VOC haar specerijmonopolie verloor. Om de VOC voor een ondergang te behoeden, zou er grondig gereorganiseerd moeten worden. Dit zou betekenen dat de bewindhebbers onder curatele zouden komen te staan van de Staten-Generaal. Zeeland was fel gekant tegen deze plannen, doch moest uiteindelijk bakzeil halen. Veel heeft het allemaal niet meer uitgehaald. De Bataafse revolutie van 1795 maakte een einde aan de staatsstructuur van de Republiek. Op 24 december van dat jaar werd het "Decreet tot vernietiging van het tegenwoordig bewind der VOC" aangenomen. De Compagnie was nu een genationaliseerd bedrijf geworden. Na twee eeuwen werd de Verenigde Oostindische Compagnie definitief geschiedenis. |
Bron voor deze pagina's: F.S. Gaastra, De geschiedenis van de VOC. Zutphen 1991 en E.M. Jacobs, Varen om peper en thee. Korte geschiedenis van de Verenigde Oostindische Compagnie. Zutphen 1991.