De Zaanstreek

Geschiedenis: De Zaan was in oorsprong een waterloop tussen Het IJ en de grote meren in het Noord-Hollandse veengebied, ontspringend uit het toenmalige Starnmeer, dat in open verbinding stond met Den Schermeer en Den Beemster. Door een afdamming bij de monding van de Zaan in 1314, ter beteugeling van het overstromingsgevaar, kwam Zaandam tot ontwikkeling als centrum voor handel en scheepvaart. Bij de drooglegging van de Noord-Hollandse meren in het begin van de 17de eeuw, mogelijk gemaakt door o.a. de ontwikkeling van de windmolen, vervulde de Zaan een functie bij de afwatering, waartoe de afsluiting tussen Zaan en Schermerboezem bij Knollendam werd heropend en nieuwe sluizen naar het IJ werden aangelegd in de "Hoge Dam" (1545, 1611) bij Zaandam.

In die tijd nam de bedrijvigheid langs de Zaan sterk toe. Naast de handel en scheepvaart kwam er scheepsbouw, houtzagerij en verwerking van aangevoerde produkten. Ook hierbij speelde de windmolen een hoofdrol. De Zaanstreek ontwikkelde zich in de 17de eeuw tot het eerste industriegebied van Europa, op basis van windenergie. Ook de eerste belangentegenstelling tussen industrie en milieu speelde zich hier af; in 1635 werd de oeverlijn van de Zaan nauwkeurig in kaart gebracht om te voorkomen dat uitbreiding van percelen de afwateringsfunctie in gevaar zou kunnen brengen.

De zich wijzigende politieke verhoudingen in Europa in de tweede helft van de 18de eeuw deden de zeehandel wegvallen. Daarmee kwam aan de welvaart van de Zaanstreek een einde. De opening van het Noordzeekanaal in 1876 bracht echter een nieuwe impuls tot modernisering en deed de industriele bedrijvigheid herleven.


Naar boven